Let mortal heroes sing your fame

zijnde de enigszins overmatig verbose tasting notes van Alvinne's Treebeard

Van uitdagingen gesproken.

Laatst (*) was ik op bezoek bij Alvinne, alwaar Glenn (aka the Lord of the Drinks) met enige terechte trots de toenmalig actuele nieuwe lichting van zijn Fellowship (°) Series te proef aanbood.

*) allé…”onlangs”. “Een tijdje geleden”. Allé, eigenlijk inmiddels reeds dik een jaar terug. Soms moet ne mens al eens lang nadenken vooraleer hij zijn woorden vindt.

Odoo CMS- Sample image floating

°) The Alvinne Fellowship Series

Lange voetnoot dus ineens maar in een kaderke apart.
De Alvinne Fellowship is een jaarlijks terugkerend evenement waarop eenieder die daar zin in heeft op voorhand kan intekenen. Concreet: in ruil voor je inschrijfgeld brouwt Glenn een reeks (doorgaans een zestal) exclusieve specials, waarin hij zijn eigenzinnigheid en creativiteit de vrije loop laat.
Als je weet dat een gemiddeld (*) Alvinnebier al niet bepaald braaf en commercieel is, dan weet je dat je met een Fellowship-bier kan rekenen op wat we dan maar “calculated madness” zullen noemen.

*) er bestaat niet zoiets als een “gemiddeld” Alvinnebier, want die zijn gemiddeld gesproken al redelijk zotjes maar als je enkel de Alvinne-range bekijkt en je neemt daar een significante steekproef uit, zou je dus theoretisch zoiets kunnen aanwijzen dat kan doorgaan voor “een gemiddeld Alvinnebier”. Ik raad het niet aan want vanaf dan kan je nooit meer “de gemiddelde whatever” zeggen zonder je bewust te zijn van het feit dat dat dus niet bestaat (°). 

°) Althans niet op een zinvolle manier. Tenzij je een strikte mathematicus bent, in welk geval we allemaal met je meeleven en je, tesamen aan een gemiddelde Alvinne nippend, je tekortkomingen vergeven.

Fellowship-bieren gaan, zum beispiel, van een jaarlijks te verwachten en steevast niet te versmaden Cuvée Sofie met Schaarbeekse krieken, over een Cuvée de Mortagne met vijgenbladeren, en all the way naar een barrel aged eisbock van ergens over de 20%. Van belachelijk lekker én vlot weggedronken, over belachelijk lekker en compleet uniek, all the way naar belachelijk lekker en miljaar dat komt aan als een trein die vergeet dat hij van de NMBS is.

Ook telkens weer leuk en lekker geeky zijn de namen van de bieren, die, geheel in Fellowship-thema, allemaal een link leggen naar het werk van die andere Grote Meneer, Tolkien Zelve. Twee kunstenaars waar ik dol op ben, samengebracht in één fles; hoeveel méér motivatie kan je nodig hebben om er elk jaar weer als de Uruk-Hai bij te willen zijn?


Anyway. Glenn is ook nog eens zo lief persoonlijk de hort op te trekken en de bestelde Fellowship-pakketten overal te lande te gaan verdelen tijdens een inmiddels ook jaarlijks traditionele delivery-ronde langs een aantal sympathiserende cafés. En daarbovenop opent hij ook nog eens de deuren van de brouwerij voor wie zijn/haar/hun pakketje liever zélf komt oppikken. Wie Glenn een beetje kent, weet dat de deuren van de brouwerij zelden opengaan zonder dat er ook bier geschonken wordt.

Hetgeen me naadloos terugbrengt bij de eerste alinea: laatst was ik op bezoek bij Alvinne. 

Tijdens het proeven van zowat alles wat er maar enigszins proevensklaar was op dat moment (*) kwamen Glenn en ik samen tot een merkwaardige vaststelling.

*) Glenn proeft graag, en lààt ook graag proeven, en dit in elk stadium van het wordende bier in kwestie. “Achter de schermen” krijgt een andere dimensie als er geeneens schermen staan.

Er is veel bier waar wat aan scheelt. Zelfs bij Glenn, maar dat is gelukkig eerder uitzondering dan regel. Maar opvallend is hoe makkelijk (*) we over bier kunnen ranten en lamenteren en leuteren en lullen als het mag gaan over wat er niét goed aan is, en hoe kort en bondig we blijven als het wél goed (of zelfs trapsovertreffende heerlijk is).

*) en làng! En luid!

Odoo CMS- Sample image floating

Point in case: Treebeard, uit de Fellowship box van 2022. Zoals het een lome Ent betaamt is Treebeard een knoert van een Barley Wine, wiens 17,5% abv ook nog eens op een Maple Syrup barrel heeft gelegen.
Nu blinkt Glenn uit in zure bieren, die variëren van licht en fris-fruitig, tot diep en complex en koppig en tandglazuurverslindend, maar ook zijn niet-zure bieren tonen zijn expertise en veelzijdigheid. Zo ook weer deze Treebeard, en ik herinner me dat ik bij’t proeven in de brouwerij zowaar ontroerd raakte door de schoonheid van het bier (*). Hetgeen ons dus bracht bij de vaststelling dat “Amai maat maar dees is lekker! Lékker! Nee écht lekker.” toch een ander soort rant is dan weer eens een zaag te spannen over maïs en rijst en fictieve jaartallen op misleidende etiketten en de foqqing World Beer Awards. 


*) en nee, ik was niet eens beschonken tot de emotie me overviel. Wie al eens met Glenn in het glas is gedoken weet dat er niet steeds verstandig met de biervolgorde wordt omgesprongen, en in dit geval was Treebeard één van eerste bieren die we proefden. Kwestie van warm te worden onthaald, zegt.

Kurzgezagt: toen ik, met spijt in het hart en gelukkig nog clean genoeg om de weg van de Parking terug naar Tstat te vinden, mijn adieu moest zeggen, stopte Glenn me met een fonkel in zijn ogen een fles Treebeard in de handen.

Hier, probeer maar ne keer ne positieve rant te schrijven voor de verandering”.

 
Awel Glenn, gij schone mens gij, deze is voor jou.

Treebeard schenkt, enigszins volgens verwachting, langzaam en geduldig uit. The March of the Ents in biervorm: gestaag, onstopbaar, als een boomwortel die millimeter per millimeter je stoeptegels opzijduwt. Niet olie-achtig zoals de blubberdikke jetsers waar onze noorderburen nog steeds een beetje gek van zijn, maar vol en stevig. Plat ook: het etiket voorspelde eerlijkheidshalve “no/very low carbonation en dat was beslist geen overdrijving. Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die daar, label warning of geen, een probleem mee hebben, maar ik heb persoonlijk liever te weinig dan te véél gas in mijn bier, en al helemaal als’t een klepper is zoals deze. De ervaring leert me dat Alvinne liever voorzichtig carboneert, waardoor de bieren jaren na botteling wellicht meer gas bevatten dan toen ze jong waren, maar ook weer niet zóveel dat je plafond vol Treebeard zou plakken. 

In eerste instantie krijg je walnoten en vijgenbomen-in-de-late-herfstzon in je neus. Warm, weelderig, wulps bijna, met die bijna dierlijke musk die je van verse zonverwarmde vijgenbladeren krijgt. Srsly: als ik enkel had mogen ruiken aan dit bier, en er nooit van had mogen proeven, was het nog geen straf geweest. 

Diezelfde complexiteit zet zich door op de tong: diep donker gedroogd fruit, onmiddellijk gevolgd door maple syrup, die duidelijk de hoofdtoon in het bier zet: zoet (héél zoet), met een kleine fijne hint van geschroeide karamel en pannenkoekensiroop. Achteraan terug walnoten en een vleugje tabak. Het mondgevoel is dik (duh), plat (duh) en boozy maar zonder de harde alcohol-burn die je vaak aantreft bij bieren van dergelijk kaliber. Naarmate het bier opwarmt en kan ademen in je glas komt de maple syrup meer en meer naar de voorgrond, waardoor je blijft proeven en speuren en ruiken, in een bier dat bijna méér naar maple ruikt dan maple syrup zelf.

Ergens halverwege de fles (*) bedacht ik me dat het bier smaakt alsof je mede zou gemaakt hebben van maple syrup, en wie Glenn recent nog op bierfestivals heeft ontmoet weet inmiddels dat zijn Rock-a-Billie dat idee gewoon verderzet: Treebeard, blended met een dadelmede-op-turf-en-bourbon van de Mederie. Toegegeven: in de blend kwamen zoete mede en de toch al knap zoet Treebeard elkaar wel héél erg tegen, maar het bier illustreert wat ik in de solo-Treebeard al proefde: een mead-like quality die Glenn vaak in zijn zoetere bieren gestopt krijgt.

*) en ik geef met een klein beetje schaamrood op de wangen toe dat ik de fles gewoon in mijn eentje heb soldaat gemaakt, en dat ik daar de dag nadien geeneens last van had, behalve dan in het feit dat de fles leeg was en er geen Treebeard meer over was.

Ik geef het grif toe: het is eindeloos veel plezanter mijn bloeddruk de vrije loop te laten bij het bespreken van weer eens één of ander suspect bier van bedenkelijk allooi en makelij, dan de schijnbaar schaamteloze loftrompet af te steken over een bier of brouwerij waar ik oprecht een warm gevoel (*) van krijg. 


*) yeah. Zeventien-en-een-halve procent. Die trui is niet lang aangebleven.

Maar tegelijk realiseer ik me dat we(°) dit te weinig doen: de loftrompet schallen over een bier, over een brouwer, over een brouwerij, wanneer die dingen doen die gewoom helemaal, van idee over uitvoering tot consumptie, kloppen als een opgewonden hooligan. Liever fileren we genadeloos wat niét deugt, wijzen we naar idioot overprijsde macro brews als ze weer eens een doos marketing-gezwets opentrekken en ons proberen te overtuigen dat hun lager een pils is, hun saai blondje een IPA en hun met homeopathische houtsnippers bestoven tripel een Grand Cru, dan dat we meer dan drie woorden veil hebben voor prachtige bieren uit fantastische brouwerijen die hun nek uitsteken om écht eens wat anders te brouwen.

Amai da’s lekker. Nee, écht lekker.” Zover raken we wellicht nét. Waarna we weer voor een uurtje of zo van wal steken over hoe slecht of teleurstellend dat andere bier was dat laatst onze stekels overeind kreeg.

°) spreek voor jezelf, zegt. Ik alleszins toch.


Het lijkt wellicht een beetje op overdreven admiratie en adoratie, en ik ben er zeker van dat Glenn een beetje geambeteerd aan de naad van zijn Alvinne-shirt zit te draaien terwijl hij dit leest, maar wat een schoon bier is me dit zeg! Ik gebruik bier al jaren als allegorie voor vanalles en nog wat, maar als ik vaststel dat ik letterlijk een stofje in mijn oog voel bij’t proeven van zoveel moois, dan overdrijf ik niet als ik beweer dat bier (en dit soort bier in ‘t specifiek) de wereld werkelijk een beter plek maakt dan ze is. 


Het enige negatieve dat ik eventueel van Treebeard kan zeggen, behalve dan dat de fles nu leeg is, is dat ik’m alleen heb opgedronken. Fellowship bieren zijn bieren om te koesteren, en vooral om, als ware Fellows, te delen en samen te drinken, met stof in de ogen en immer losser wordende tongen waarmee we de brouwer de hemel in prijzen. 


Toch een kleine mini-rant misschien, of minstens een warme oproep. Laat bovenstaande lofzang niet meer zijn dan mijn persoonlijke hulde aan Glenn en zijn brouwsels. Het is maar wat ik ervan vind, en het is slechts één van talloze brouwers die wat mij betreft véél vaker de revue mogen passeren dan nu het geval is. Maar doe dit allemaal  eens wat vaker, en wat luider, en desnoods nog wat meer cringe-worthy. Celebrate your heroes. Laat uw stem  de talloze schaamteloze reclame-spots overstemmen, die ons telkens weer denken te moeten wijsmaken dat traditie zaligmakend is, en dat er uit stalen fabrieken goed bier zou vloeien. 


If more of us valued food and cheer and song above hoarded gold, it would be a merrier world.